Spiritualiteit

Spiritualiteit verwijst naar het woord spirit. Spiritus is het Latijnse woord voor geest en voor adem; waarbij adem voor leven, voor levensenergie staat. Spiritualiteit verwijst naar het levende bewustzijn. Bewustzijn en energie zijn nauw met elkaar verbonden, bewustzijn is energie en brengt energie in beweging. Op deze pagina wordt wat meer over bewustzijn vertelt, op de pagina energetisch wat meer over de energetische aspecten van het menselijke bestaan.

In spirituele stromingen gaat men ervan uit dat alles wat bestaat voortkomt uit één bron of centrum van bewustzijn/energie en dat deze bron eeuwig bestaat, geen begin of einde kent. Het bevat alle mogelijkheden van ‘zijn’ of bestaan in potentie, een oneindig potentieel. Elke mogelijkheid kan energetisch worden geactiveerd door datzelfde  bewustzijn. Bewustzijn is daarmee creatief (= scheppend) en kan zich uitbreiden en differentiëren, zich op diverse manieren uitdrukken in bewustzijn, energie en materie. Het bewustzijn neemt meerdere expressies of vormen aan. De mens is één van die expressies van dit bewustzijn, één van de oneindige mogelijkheden.

Al die expressies of manifestaties zijn nog altijd met de bron en daarmee met elkaar verbonden. Alles wat bestaat is één groot creatief bewustzijnsveld of energieveld, waartoe ook het menselijke bewustzijn behoort. De mens is één van de vele expressies van bewustzijn en is zelf ook creatief. De spirituele visie geeft aan dat mensen spirituele en creatieve wezens zijn; voortgekomen uit en deel uitmakend van het eeuwig bestaande centrale bewustzijn en over oneindige mogelijkheden kunnen beschikken.

De meeste mensen vergeten echter dat ze uit één centrum van bewustzijn voortkomen en met alles wat bestaat in bewustzijn en energetisch verbonden zijn. Dit vergeten wordt maya (= de sluier van illusie, de droom) of zondeval genoemd. Dit geeft de mentale idee van afscheiding, welke mogelijkheid zich omdat de mens creatief is net zo goed manifesteert en wel als onze aardse realiteit. De mens ziet zichzelf binnen deze manifestatie als centrum van de wereld, los van al het andere, wat niet waar is en daarmee een illusie. De mens  projecteert zijn illusionaire afgescheiden ik in een illusionaire wereld, die hij realiteit noemt. Deze illusie van afscheiding wordt meestal ego genoemd, een geloof in een afgescheiden ik, een persoonlijke identiteit die losstaat van het centrum en los van de rest van de wereld. Wat we onze fysieke realiteit noemen is een projectie van dit idee van afscheiding, een illusie, een droom of een game.

Het ego raakt in de droom van afscheiding verstrikt, de droom lijkt steeds echter. Omdat het ego geen toegang meer denkt te hebben tot de oneindige mogelijkheden van het totale bewustzijn, ziet hij zijn creatieve vermogens als beperkt tot die van zijn lichamelijke en persoonlijke zelf. Hij creëert daarmee ervaringen van beperking en angst. Omdat het ego denkt dat hij alleen staat in een gevaarlijke wereld, probeert hij vaak vooral uit eigenbelang samen te werken, zal andere mensen al snel als concurrent of als vijand gaan zien.

Het aardse bestaan is in de spirituele literatuur een illusie van afscheiding waaruit je dient te ontwaken. Afscheiding is een misvatting die zich in jouw werkelijkheid manifesteert, diein de plaats kwam van het besef van eenheid. Het egoïsche denken kan je vergelijken met een computervirus, dat het oorspronkelijke computerprogramma infecteert en saboteert.

Als je kijkt naar hoe mensen leven, kan dit vanuit twee paradigma's, het spirituele paradigma en het lichamelijke/materiële paradigma. De eerste gaat uit van spirit als oorsprong van lichaam en materie. De laatste gaat uit van het lichaam en de materie als bron van bewustzijn.